Doen… Hoe doe je dat?

In Johannes 5 wordt het verhaal verteld van een (waarschijnlijk) lamme man. Hij lag al 38 jaar aan het water bij het bronnenbad Betzata (huis van genade/schande). Hij was niet in staat om zelf bij het water te komen wanneer dat opborrelde. De eerste die dan in het water was, werd genezen namelijk. Jezus ziet hem liggen en knoopt kennelijk een praatje aan want hij komt te weten hoe lang de man al ziek is. Dan vraagt hij hem wat opmerkelijks: ‘wil je gezond worden?’

Het antwoord van de man is al niet minder bijzonder: ‘het lukt mij niet….’ De hopeloosheid straalt ervan af: ‘Ik komt nooit op tijd in het water!’ Dan spreekt Jezus, neemt de man zijn draagbed op en loopt op de sabbat, genezen, weg bij het bronnenbad! Als andere mensen hem vragen wie hem die opdracht heeft gegeven blijkt dat hij Jezus helemaal niet kent. Hij weet niet wie het is. Maar Jezus vindt hem wel terug in de tempel en spreekt nog even kort met hem. Hij waarschuwt hem kort en dan kent de genezen man Jezus wel en vertelt dat verder. Dat resulteert in een discussie over de sabbat, God en oordeel.

In “geloof, wat is dat?” hadden we het al over doen wat je gelooft. Dat geloof blijkt uit wat je doet. Hier is dat ook weer zo duidelijk. De genezen man luistert naar Jezus en draagt zijn bed en loopt. De andere mensen gaan de discussie aan. Voel je je veroordeelt als het niet zo gaat als het moet? Of neem je de waarschuwing ter harte en probeer je gehoorzaam te zijn aan Jezus? Wat je doet maakt het verschil duidelijk.

Tot slot nog twee belangrijke opmerkingen over hoe Jezus deze genezing doet. Ten eerste zegt hij in de discussie met de andere mensen dat hij heeft gedaan, of beter gezegd (heel) gemaakt (zie de Naardense Bijbel vertaling) wat hij gezien heeft van de Vader. Hij zegt zelfs dat hij niks doet zonder het de Vader zien doen. Dat vergt behoorlijke afstemming! Ten tweede zie je in vers 6 en 7 dat er een gesprek plaatsvindt tussen Jezus en de man. Jezus geeft niet gewoon zijn genezing en daarmee is de kous af, nee, hij investeert tijd in de man te leren kennen en te doen wat die man wil. Nog meer afstemming dus, maar nu niet met God, maar met de mens tegenover je.

Tjeerd van der Meer

Hoi, ik ben Tjeerd van der Meer, ik hou van mooie luchten en van sterren en planeten. Mijn bijdrage aan Gods koninkrijk zie ik in het zoeken met mensen naar een weg om het goede leven te vinden. Ik doe dat in mijn werk als geestelijk verzorger bij Jeugdhulp Friesland, maar ook met mensen die graag samen zoeken. Jezus is daarbij mijn grote voorbeeld.

Geloof, wat is dat?

Jakobus schrijft in zijn brief over geloof en geloven. Wat is dat eigenlijk, geloof? Gaat het dan over de juiste formuleringen, dogma’s en rituelen? Jakobus rept daar met geen woord over. In hoofdstuk 2:14-26 legt hij uit dat geloof duidelijk wordt uit je handelen. Niet de juiste formulering, het beste dogma of correcte ritueel, maar de juiste handeling laat zien wat je gelooft.

Jakobus haalt als bewijs Abraham aan. Die had, na 25 jaar wachten en 14 jaar een zelf geknutselde oplossing gehad te hebben, gelachen om het feit dat hij die beloofde zoon nog zou krijgen (Genesis 17). Maar hij kreeg Isaak toch. En dan vraagt God aan Abraham om Isaak als een brandoffer aan Hem te offeren. Nou dogmatisch, ritueel en formeel gezien klopt daar niks van. Maar Abraham doet het met het vertrouwend dat God Isaak ook uit de dood kan laten opstaan (Hebreeën 11).

Dat vertrouwen op God, die zekerheid dat je met God wandelt en doet wat Hij wil, dat is het geloof waar Jakobus het over heeft. In het eerste hoofdstuk van zijn brief in vers 23 t/m 25 vergelijkt hij het horen van Gods woord met een spiegel. Kijk je erin en herken je jezelf? Herken je wie je bent? Of zie je alleen wat je wilt zien? Herken je dat de woorden die God spreekt je vrij maken of voel je je alleen veroordeeld? Het is te zien aan wat je doet en hoe je het doet.

Wat je doet, zegt dus iets over waar je in gelooft, of misschien beter gezegd, wat je gelooft. Geloof je dat God je vrij gemaakt heeft dan voel je je vrij om uit te delen en te geven zonder daar direct iets voor terug te moeten ontvangen. Voel je je veroordeeld, dan zoek je naar hoe je beter kan worden en heb je van alles nodig om daar te komen. Je kan dan makkelijk vergeten te geven wat een ander nodig heeft. Laten we vooral in Gods vrijheid handelen en wandelen.