De weg zoeken

Afgelopen week zag ik de film ‘Escape from Pretoria’ (op Netflix) waarin Tim Jenkin voor 12 jaar wordt opgesloten in Pretoria voor anti apartheid ’terrorisme’. Hij wil die niet uitzitten, maar ontsnappen, samen met zijn ‘partner in crime’ Stephen Lee. Maar ontsnappen lijkt niet eenvoudig. Eerst probeert hij een heel plan te bedenken, maar uiteindelijk concludeert hij: ‘ik begin maar bij wat ik weet.’ Het hele plan is teveel van het goede.

Vaak is het in ons leven ook zo dat we niet heel makkelijk kunnen zien hoe we verder moeten. Bovendien zijn er ook nog tal van obstakels en problemen die je tegenkomt en waar je over na moet denken. (Levens)vragen roept het op als: waar ga ik eigenlijk heen? Wie ben ik? Heb ik wel goede keuzes gemaakt? Allemaal onzekerheden.

In Handelingen 16 vinden we ook zo’n verhaal van Paulus en Timoteüs die hun weg zoeken. In vers 4 gaan ze op weg, maar ze kunnen niet naar Asia (in het westen van het huidige Turkije) en lopen (waarschijnlijk) dan maar naar het noorden. Maar naar Bithynië (in het Noorden van het huidige Turkije) wil het ook niet. Dus ‘stranden’ ze in Troas een havenstad in het noordwesten. We weten niet hoe lang ze daar al waren voordat Paulus een visioen kreeg om over te steken en naar Macedonië te gaan. Daar moesten ze inderdaad zijn blijkt uit het vervolg van het verhaal, maar om daar te komen hebben ze eerst in het duister moeten tasten en afgaan op omstandigheden en hun gevoel waarvan ze later konden zeggen dat de Heilige Geest hen leidde en de wegen naar Asia en Bithynië belette!

Zo gaat onze weg ook. Vol hobbels. Paulus zegt daar later (in 2 Korinthiërs 11) over: ” Op reis was ik vaak in gevaar door rivieren, in gevaar door rovers, in gevaar van de kant van volksgenoten, in gevaar van de kant van heidenen, in gevaar in de stad, in gevaar in de woestijn, in gevaar op zee, in gevaar onder valse broeders, in inspanning en moeite, vaak in nachten zonder slaap, in honger en dorst, vaak in vasten, in koude en naaktheid.” Geen gemakkelijke weg is dat geweest. Maar steeds heeft hij geweten dat God met hem meeging zoals God altijd meegaat met mensen op hun weg. En als je gevoelig bent voor zijn aanwezigheid, kan hij je ook de weg helpen vinden.

Doen… Hoe doe je dat?

In Johannes 5 wordt het verhaal verteld van een (waarschijnlijk) lamme man. Hij lag al 38 jaar aan het water bij het bronnenbad Betzata (huis van genade/schande). Hij was niet in staat om zelf bij het water te komen wanneer dat opborrelde. De eerste die dan in het water was, werd genezen namelijk. Jezus ziet hem liggen en knoopt kennelijk een praatje aan want hij komt te weten hoe lang de man al ziek is. Dan vraagt hij hem wat opmerkelijks: ‘wil je gezond worden?’

Het antwoord van de man is al niet minder bijzonder: ‘het lukt mij niet….’ De hopeloosheid straalt ervan af: ‘Ik komt nooit op tijd in het water!’ Dan spreekt Jezus, neemt de man zijn draagbed op en loopt op de sabbat, genezen, weg bij het bronnenbad! Als andere mensen hem vragen wie hem die opdracht heeft gegeven blijkt dat hij Jezus helemaal niet kent. Hij weet niet wie het is. Maar Jezus vindt hem wel terug in de tempel en spreekt nog even kort met hem. Hij waarschuwt hem kort en dan kent de genezen man Jezus wel en vertelt dat verder. Dat resulteert in een discussie over de sabbat, God en oordeel.

In “geloof, wat is dat?” hadden we het al over doen wat je gelooft. Dat geloof blijkt uit wat je doet. Hier is dat ook weer zo duidelijk. De genezen man luistert naar Jezus en draagt zijn bed en loopt. De andere mensen gaan de discussie aan. Voel je je veroordeelt als het niet zo gaat als het moet? Of neem je de waarschuwing ter harte en probeer je gehoorzaam te zijn aan Jezus? Wat je doet maakt het verschil duidelijk.

Tot slot nog twee belangrijke opmerkingen over hoe Jezus deze genezing doet. Ten eerste zegt hij in de discussie met de andere mensen dat hij heeft gedaan, of beter gezegd (heel) gemaakt (zie de Naardense Bijbel vertaling) wat hij gezien heeft van de Vader. Hij zegt zelfs dat hij niks doet zonder het de Vader zien doen. Dat vergt behoorlijke afstemming! Ten tweede zie je in vers 6 en 7 dat er een gesprek plaatsvindt tussen Jezus en de man. Jezus geeft niet gewoon zijn genezing en daarmee is de kous af, nee, hij investeert tijd in de man te leren kennen en te doen wat die man wil. Nog meer afstemming dus, maar nu niet met God, maar met de mens tegenover je.

Geloof, wat is dat?

Jakobus schrijft in zijn brief over geloof en geloven. Wat is dat eigenlijk, geloof? Gaat het dan over de juiste formuleringen, dogma’s en rituelen? Jakobus rept daar met geen woord over. In hoofdstuk 2:14-26 legt hij uit dat geloof duidelijk wordt uit je handelen. Niet de juiste formulering, het beste dogma of correcte ritueel, maar de juiste handeling laat zien wat je gelooft.

Jakobus haalt als bewijs Abraham aan. Die had, na 25 jaar wachten en 14 jaar een zelf geknutselde oplossing gehad te hebben, gelachen om het feit dat hij die beloofde zoon nog zou krijgen (Genesis 17). Maar hij kreeg Isaak toch. En dan vraagt God aan Abraham om Isaak als een brandoffer aan Hem te offeren. Nou dogmatisch, ritueel en formeel gezien klopt daar niks van. Maar Abraham doet het met het vertrouwend dat God Isaak ook uit de dood kan laten opstaan (Hebreeën 11).

Dat vertrouwen op God, die zekerheid dat je met God wandelt en doet wat Hij wil, dat is het geloof waar Jakobus het over heeft. In het eerste hoofdstuk van zijn brief in vers 23 t/m 25 vergelijkt hij het horen van Gods woord met een spiegel. Kijk je erin en herken je jezelf? Herken je wie je bent? Of zie je alleen wat je wilt zien? Herken je dat de woorden die God spreekt je vrij maken of voel je je alleen veroordeeld? Het is te zien aan wat je doet en hoe je het doet.

Wat je doet, zegt dus iets over waar je in gelooft, of misschien beter gezegd, wat je gelooft. Geloof je dat God je vrij gemaakt heeft dan voel je je vrij om uit te delen en te geven zonder daar direct iets voor terug te moeten ontvangen. Voel je je veroordeeld, dan zoek je naar hoe je beter kan worden en heb je van alles nodig om daar te komen. Je kan dan makkelijk vergeten te geven wat een ander nodig heeft. Laten we vooral in Gods vrijheid handelen en wandelen.

Herkennen we Jezus?

In Lucas 24:13 t/m 36 lezen we een verhaal waarin twee leerlingen van Jezus na zijn kruisiging op weggaan naar huis. Ze zijn druk in gesprek over wat er zich in Jeruzalem heeft afgespeeld de laatste dagen als Jezus naast hen komt lopen. Maar herkennen ze hem? Er staat dat hun blik vertroebeld werd zodat ze hem niet herkenden. Opmerkelijk, maar aan de andere kant ook weer heel gewoon. Hoe vaak herkennen wij Jezus eigenlijk wanneer die met ons meeloopt?

Jezus vraagt hen waar ze het over hebben en wat er gebeurd is. Alsof hij het helemaal niet weet. Ze zijn daar stomverbaasd over. Zo verbaasd dat ze hem alles gaan uitleggen. Inclusief de gebeurtenissen van die ochtend, namelijk dat er vrouwen waren geweest die engelen hadden gezien die zeiden dat Jezus leeft. En dat ze toen waren gaan kijken en het zo aantroffen zoals de vrouwen hadden gezegd. Maar eigenlijk geloofden ze het nog steeds niet. Jezus verwijt hen dat en begint hen uit te leggen wat er in de bijbel over geschreven staat.

Dan zijn ze bijna thuis en wil Jezus verder gaan, maar ze dringen aan dat hij bij hen blijft en dat doet hij. Ze gaan samen eten en zodra Jezus het brood breekt herkennen ze hem. Dan is Jezus verdwenen en haasten zij zich terug naar Jeruzalem. Ze snappen eindelijk dat Jezus werkelijk is opgestaan en dat hij bij hen was. Als ze dat aan het vertellen zijn, is Jezus opeens in hun midden en zien alle leerlingen hem.

Wanneer herkennen wij Jezus? Voor ons is het net als voor die leerlingen niet genoeg dat we (denken te) begrijpen wat de bijbel zegt. Het heeft alles met ervaring te maken. Het spreken van iemand draagt daaraan bij, maar uiteindelijk herkennen we Jezus in ons leven pas wanneer we met hem eten. Nodig jij hem uit? Kun je dan ook door het lijden van de wereld heen zien dat hij er is? Dat lijden is namelijk al lang voorzegd. Het hoort erbij, maar is niet, nooit het eind. Laten wij ook eten met mensen en hen de mogelijkheid geven Jezus in ons te herkennen.

Hemelvaart

Markus 9: 14-24 gaat over een vader die zijn zoon (met een vallende ziekte) bij Jezus brengt om genezen te worden. Handelingen 1: 6-11 over de hemelvaart van Jezus.

Tjeerd sprak: “Zoals Henk hiervoor aangaf willen we wel dat the sky the limit is, maar zien we in praktijk steeds grenzen. Hoe gaan we daarmee om? Meestal door te proberen te verklaren waarom het hier niet lukt. Waarom hier de grens niet doorbroken kan worden.

De vader en de jongen hebben hun hoop gezet op die Jezus die rondgaat en wonderen doet. Maar als ze dan komen op de plek waar Jezus zou moeten zijn, is Jezus verdwenen. De berg op met drie van zijn volgelingen. De andere volgelingen zijn achter gebleven. De vader vraagt hen dan maar om de geest uit zijn zoon te drijven.

Stelt u zich eens voor dat er een vader met zijn kind bij u komt en zegt: u bent toch een volgeling van Jezus, drijft u dan die geest uit. Zorgt u ervoor dat het kwaad stopt. Hoe reageert u dan? Denkt u dan: the sky is the limit: huppakee we gaan ervoor! Of stuurt u ‘m door naar een psychiater, of naar de voorganger? Of denkt u: nou, ik probeer wel wat en als het niet werkt, weet ik het ook niet meer?

De negen overgebleven volgelingen is het in ieder geval niet gelukt vertelt de vader aan Jezus wanneer die van de berg is afgedaald. En erger nog, er is een hele oploop en discussie ontstaan. De discussie gaat over waarom het niet gelukt is, waarom er geen succes is. Iedereen heeft daar zo z’n mening over. De ene bijbelwetenschapper weet het nog beter dan de andere volgeling. Jezus reageert nogal sterk, hij is boos. Geïrriteerd dat er nu niet meer naar de jongen wordt gekeken. Jezus maakt daar abrupt een einde aan door te zeggen: breng hem bij me. Zodra die komt, gebeurt er wat, de jongen valt schuimbekkend neer. Jezus kijkt en praat met de vader: – hoe lang heeft hij hier al last van? – Al vanaf heel vroeg. Als u ‘m kunt helpen doe het. – Als, als? Alles is mogelijk voor wie gelooft. – Ik geloof! Help mijn ongeloof.

Hoewel we niet verder hebben gelezen loopt het verhaal nog door. De menigte verplaatst zich van de discussie naar de jongen. Jezus ziet dat en doorziet dat de oorzaak bij een doof/stomme geest ligt. Dit achter de zichtbare werkelijkheid liggende kwaad wordt door Jezus gestopt. De jongen lijkt dan dood totdat Jezus hem bij de hand vat en hem overeind helpt. Dan is er een nieuw begin. Ik stel me voor dat de vader en de zoon op de terugweg gaan, blij, hij kan eindelijk horen en zich uiten. Hij zit niet langer opgesloten in zichzelf en heeft hoop op een beter leven. Maar leren praten en luisteren is nog een hele klus.

Laten wij als volgelingen van Jezus hier nog even bij stilstaan. Zeker in het licht van Hemelvaart. Want Jezus kwam net van de berg af waar hij God ontmoet had, voor deze ontmoeting met vader en zoon. In Handelingen, waar we over Jezus’ hemelvaart lezen, vinden we Hem en zijn volgelingen ook weer terug op een berg, de olijfberg. Jezus gaat dan weg en zij kijken naar de wolken. Niet naar wat daar achter is. Als ze maar blijven staren naar de hemel, moeten twee engelen hen nog even een zetje geven te doen wat Jezus hun gezegd heeft. Wij hebben ook vaak een zetje nodig om te zien wat het Koninkrijk van God echt is. Om achter de zichtbare werkelijkheid te kijken. Om de mens met zijn grenzen te blijven zien en niet te verdwalen in discussies of filosofieën over waarom het niet lukt.

Daarvoor is concentratie op Jezus woorden en werk nodig, stilte om zijn stem te verstaan, met andere woorden, we moeten bidden, onze gedachten en gevoelens open leggen bij Hem en doen wat hij ons zegt: wachten op de kracht van de Heilige Geest. We mogen leren bidden: Uw wil geschiedde gelijk in de hemel alzo ook op aarde. Wanneer we daarop vertrouwen is werkelijk een nieuw begin mogelijk.”